Ik verwijs naar het opiniestuk van Hans Achterhuis in De Standaard van 5 februari 2015. Daarin stelt hij dat de grove satire en spot hun plaats vinden in de traditie die Europa mee vormde. Hij benoemt het de vrijplaatsen voor vreedzaam vechten. Ten goede of ten kwade, getuige zijn morele verontwaardiging bij een aantal voorbeelden ervan.

De algemene teneur in de westerse media is echter dat deze vrijheid een absoluut recht is, dat niet in vraag moet gesteld worden ten aanzien van de andere westerse waarden. Er wordt ook veel geschermd met die westerse waarden, met een onverholen superioriteitsgevoel. Als ik echter die westerse waarden naga, dan bots ik op een fundamentele waarde die boven alle andere waarden staat. Zowel het christendom als het humanisme van na deVerlichting,beklemtonen de waarde van de onvoorwaardelijke liefde voor de medemens.

Is die vrijheid om te kwetsen door spot en satire dan te rijmen met die naastenliefde?
De liefde voor de mede-mens betekent ten dienste staan, het beste met hem voor hebben, en niet hem aanvallen. Want vechten, al is het maar met woord en beeld, blijft aanvallen. Aanvallen is om iets wezenlijk te vernietigen, en een aanval op de emotionele waarden van iemand is voor hem even vernietigend als het fysiek uitschakelen.

De ander moet er maar tegen kunnen, hoor ik zeggen. Maar als die andere zich momenteel diep geraakt voelt, wie zijn wij om hem te veroordelen of te minachten? Door bijvoorbeeld zijn godsdienst als achterlijk te aanzien. Daar voelt hij zich in zijn eigen zijn bedreigd. Is het juist geen uiting van westerse waarden om hem empathisch tegemoet te treden en respect te tonen voor zijn gevoeligheid? Onze westerse geschiedenis zelf staat bol van perioden waar wij zelf moeite hadden om dingen te aanvaarden en spot en satire levensgevaarlijk waren.

Echte humor daarentegen verbindt, in plaats van mensen tegen elkaar op te zetten. Waarachtige humor getuigt van mildheid en relativering van de eigen persoon of groep en zijn standpunten.

De eigen kwetsbaarheid aantonen
Ik heb in mijn loopbaan als ondernemer ervaren dat de krachtigste hefboom voor leiderschap bestaat uit het nederig erkennen van de eigen zwakheden en tekortkomingen. Pas dan zal de medewerker op zijn beurt de eigen tekortkomingen erkennen. Zich kwetsbaar opstellen heet dat dan. Het tegenovergestelde van het kwetsen van de anderen. Daar ligt de sleutel voor een duurzame vertrouwensrelatie en persoonlijke groei. Eerst vegen voor de eigen deur heet dat.

Is onze huidige westerse samenleving een onverdeeld succes? De crisis heeft ongenadig het falen ervan blootgelegd. Is de vooruitgang van onze westerse beschaving ook een echte vooruitgang in menselijkheid?

Er zijn hogere Westerse waarden dan de vrijheid om te kwetsen door spot en satire