Ook hier herkende ik een aantal elementen uit de 5 vragen van prof Badaracco. Het kon niet onduidelijker, verwarrender en onbehaaglijker zijn (Ik citeer uit wat ik jaren geleden neerschreef. In cursief hoe ik er nu op terugkijk)
Mijn vader plots weggerukt
Als 24-jarige kreeg ik op een dag, halfweg mijn legerdienst, de ijskoude boodschap dat mijn vader terminaal ziek was. De paniek sloeg mij om het hart. Als oudste zoon kreeg ik ineens de volle verantwoordelijkheid voor vaders bedrijf dat toen al 50 medewerkers telde. Die zware last viel op mijn totaal onvoorbereide schouders. De volgende weken was het alsof ik geen grond meer onder mijn voeten had.
De eerste jaren van mijn loopbaan als leider van het familiebedrijf voltrokken zich in een sfeer van onzekerheid, onmacht, richtingloosheid en verwarring, met doorlopende stress. Dat ik van nature introvert ben en opgroeide in de oorlogsjaren als een angstig kind, en jong was gebleven voor mijn leeftijd, hielp zeker niet.
Eigenlijk heb ik me vanaf mijn 25e jarenlang nooit goed in mijn vel gevoeld.
Een periode van onvermogen
In het bedrijf had ik alle moeite van de wereld om te communiceren en leiding te geven (ondanks mijn Vlerickdiploma) aan een ploeg die stilaan honderd mensen telde. Ik ervoer bij mijzelf een onvermogen tot aanvoelen wat er leeft bij anderen, naast de ongeschiktheid om overtuigend te communiceren (door mijn introverte aanleg?) met het bijbehorende gevoel van ontgoocheling en minderwaardigheid. Ik begon te beseffen dat relaties en communicatie mijn blinde vlekken waren.
Mijn verstand dat mij zonder problemen aan mijn diploma’s geholpen had, was mij daarbij van geen enkel nut. De wereld van de logica en rationaliteit werd mij op de duur eentonig en vervelend.
Een uitspraak die mij raakte
De naaste medewerker en rechterhand van mijn vader was in de eerste paar jaren na zijn dood de onvermijdelijke steunpilaar voor het bedrijf. Eén uitspraak van hem is toen zwaar bij mij blijven hangen:
jij bent zeer eerlijk tegenover klanten. Maar om zaken te doen mag je eigenlijk niet te eerlijk zijn
Als introverte beginneling, reageerde ik niet onmiddellijk. Evenwel botste dit regelrecht met de idealen die ik in mijn studentenperiode meegekregen had: de inspiraties van een retorika-leraar, de toentertijd zeer progressieve studentenparochie in Leuven, de franse jezuit en paleontoloog- theoloog Teilhard de Chardin.
Onwillekeurig begon zich in de eerstvolgende beroepsjaren binnenin mij de reflex te ontwikkelen van: en moesten we nu eens bewijzen dat, juist door eerlijk te zijn en het profijt van klanten en niet het eigen profijt na te jagen, we toch zakelijk kunnen scoren? Wie weet misschien zelfs beter! Die gedachte heeft mij nooit losgelaten en is mijn basismotivering geworden om een loopbaan van 40 jaar vol te maken.
Na 5-6 jaar begonnen er eerste kenteringen te komen.
Ik begon gewaar te worden dat dingen die voor mij vanzelfsprekend waren, dikwijls al voldoende waren om resultaat te boeken. Zoals: een houding van openheid, eerlijkheid, klantgerichtheid, correctheid en het nakomen van beloften; en een goede vak- en dossierkennis. Dus zonder “commercieel” te moeten zijn en praten ( of misschien zelfs juist daardoor ). Dit bleek toen dus geen gangbare praktijk te zijn in de zakenwereld.
De jaren ’70: milieuproblemen brengen nieuwe onrust
Toen vanaf 1967 de eerste berichten over milieuproblemen opdoken, volgde ik ze geboeid. Ik voorzag het verdere verloop ervan, ze werden voor mij bedreigingen die mij soms de slaap deden laten. In 1973 was er de eerste oliecrisis en verscheen het rapport van de Club van Rome over het einde van de groei, de nakende uitputting van de olievoorraden, de bedreiging van de milieuvervuiling en de klimaatproblemen. Dat was opnieuw voor mij verwarrend, onbehaaglijk tot zelfs angstaanjagend. Maar ook boeiend.
Als ik dit nu achteraf bekijk door de lens van prof Badaracco:
Wie zijn wij? Wat is onze opdracht?
Ergens moet er van jongsafaan diep in mij de wil wortel geschoten hebben dat ik geen geluk wilde voor mij alleen. Dat mijn lot samenhing met dat van de anderen. Dat het lot van anderen mij aanging, boven alle twijfel. Dat zal wel verder gevoed geweest zijn door het beste uit de christelijke traditie, en de inspirerende geestelijken uit mijn studententijd. En mijn beste ervaringen waren groepservaringen, wist ik toen al.
Dat concretiseerde zich dan in de opdracht voor een engagement naar de eigen medewerkersgroep, en de gilde van de schilders. In de familiale traditie van kwaliteit, vakmanschap en dienstvaardigheid.
Dat de milieuproblematiek mij zo raakte, gaf aan dat mijn verbondenheid niet stopte bij mijn eigen omgeving. Maar zich uitstrekte naar alle mensen, generaties, levende wezens, de hele natuurlijke wereld tot de hele kosmos zelf.
Liet de omgeving waarin ik terecht kwam dit toe?
In de lacune na het wegvallen van mijn vader, bleek er – een geluk bij een ongeluk- de ruimte om mijn eigen ideeën te laten rijpen. De gezonde financiële toestand van het bedrijf liet mij daartoe de benodigde tijd om met vallen en opstaan op zoek te gaan.